De stad van mijn jeugd
- drijfthrough
- 13 dec 2020
- 3 minuten om te lezen
Rob van Iterson is geboren en getogen in de mooie stad van Leiden. Inmiddels is hij verhuisd naar een dorp in de buurt, maar Leiden heeft nog altijd een plek in zijn hart, net als alle mooie herinneringen.

In oktober 1963 ben ik geboren in de Hakbijlenbuurt. Een klein wijkje achter het voormalig belastingkantoor. De wijk heeft in de volksmond de naam Hakbijlenbuurt gekregen omdat destijds een conflict met een of meer hakbijlen werd opgelost.
Op mijn vierde jaar verhuisden mijn ouders naar de Professorenwijk, uiteraard mocht ik mee. De Professorenwijk was van een heel ander allure en behoorde tot de betere wijken van Leiden. Helaas wel een paar honderd meter buiten de singels gelegen. Daar ben ik opgegroeid. Voornamelijk met voetballen op straat, op schoolpleinen en in de parken in de buurt. Maar ook met ākerstbomen jagenā zodat deze met oud- en nieuw op kruisingen in de brand konden worden gestoken.
In de schoolvakanties gingen wij vaak naar Zwembad de Vliet. Het zwembad bestaat nog steeds en wordt momenteel gerenoveerd. Nog steeds komen daar in de warme maanden van het jaar een paar honderd bezoekers genieten van het verkoelende 50 meter bad. Met hoge duikplank!
Aan de andere kant van Leiden ligt het voormalig pesthuis. Het werd in 1661 opgeleverd als pesthuis om de zieken uit de stad onder te brengen, maar heeft deze functie nooit gehad simpelweg omdat de pest epidemie toen al voorbij was. In mijn jeugd was het Nationaal oorlogsmuseum daar gehuisvest. Voor opgroeiende jongeren was het genieten om met een museum jaarkaart kosteloos naar al die wapens te staren.
Op het Rapenburg staat het Museum voor Oudheden. Ook dat was spannend vanwege de mummies en oude ārommelā.
In de wintermaanden hadden wij nog echt ijs op de singels en kon je bijna een rondje van 7 kilometer schaatsen. Niet helemaal want de gasfabriek loosde warm water in de Maresingel zodat het rondje niet afgemaakt kon worden. Sinds kort heeft Leiden het singelpark afgerond en kan je wel een volledige rondje wandelen.
Op zaterdag moesten mijn broer en ik met onze ouders mee naar de markt (in het Leids: de mart). Wel saai met al die groenten kramen, maar waar ook een snoepboer stond. Daar kon je losse lange vingers, trekdroppen en salmiaklollies kopen. Bij de patatkraam een patatje met mayonaise. In een puntzak.
Toen ik ābijna volwassenā was (vond ik althans) gingen wij stappen in Club 70 en na afloop een broodje shoarma op de Steenschuur. In Leiden kwam ook een van de eerste McDonalds vestigingen van Nederland. Na een bezoek aan de bioscoop was het standaard een hamburger met patat eten.
Ik kan niet anders eindigen dan met het drie oktoberrrrr feest. De hele stad staat dan op zijn kop. Een van de grootste kermissen van Nederland staat dan rond Molen de Valk. Overal staan kraampjes met eten, drank en snuisterijen. Op meerdere plekken in de stad worden festiviteiten en activiteiten georganiseerd. En dat alleen maar omdat WIJ in 1574 de Spanjaarden verjaard hebben.
Ik had destijds niet gedacht dat ik Leiden zou verlaten. Alles dicht in de buurt; scholen, winkels, parken. Echt alles. Maar het wonen in Leiden is niet goedkoop. De stad is continue in geldnood, want het is een oude stad. De gemeenteraad heeft altijd geld nodig. Dertig jaar geleden ben ik daarom verhuisd naar een klein dorp in de bollenstreek. Gelukkig slechts 8 kilometer van het centrum van Leiden verwijderd. Ik kan er met de auto, de fiets, lopend of met de trein naar toe.
Opmerkingen